Curator 2022-2023

Elk academiejaar stelt de faculteit Letteren en Wijsbegeerte één van haar alumni aan als curator van de Humanities Academie. Hen wordt gevraagd een thema aan te brengen dat als een rode draad doorheen het levenslang leren aanbod loopt en ook verschillende activiteiten rond dit thema uit te werken.

In 2022-2023 neemt Johan de Boose het curatorschap op zich, met "Oekraïne, grensland?" als thema. 

Wie is Johan de Boose?

profielfoto Johan de Boose

Johan de Boose is schrijver. Van opleiding is hij taal- en literatuurwetenschapper. In 1993 promoveerde hij aan de universiteit Gent, afdeling Slavische talen en Oost-Europakunde, met een proefschrift ‘Tadeusz Kantor en het Theater van de Dood’.
Sindsdien werkte hij als dramaturg, docent, journalist, vertaler, reisbegeleider, acteur en auteur.

Na een lange periode als cultuurredacteur bij de VRT heeft Johan gekozen voor het schrijverschap. Sinds 2004 publiceert hij romans, essays, poëzie en literaire non-fictie. De focus is meestal Midden- en Oost-Europa. Ieder boek ontstaat uit reizen, gesprekken met inwoners van een bepaalde regio of ooggetuigen van een bepaalde situatie, en historische studie. Zo schreef hij over Polen, het IJzeren Gordijn, Kroatië en de Sovjet-Unie/Rusland. Zijn boeken werden meermaals bekroond en genomineerd o.a. voor de Libris Literatuurprijs. Er verschenen ook vertalingen in het Duits, Engels, Frans, Turks, Hongaars, Pools en Servo-Kroatisch.
Als theaterauteur werkte hij o.a. voor Troubleyn. Momenteel schrijft hij in opdracht van Luk Perceval een tekst voor het Berliner Ensemble.

Johan de Boose woont afwisselend in België en ex-Joegoslavië. Hij is redacteur van de literaire tijdschriften DWB en Poëziekrant, en columnist bij De Standaard.

overzicht Oekraïne activiteiten

Inaugurale rede openingsavond 5 oktober 2022

Oekraïne, grensland?

Toen ik 42 jaar geleden voor het eerst de sovjetachtige hal van de Gentse campus aan de Rozier betrad en in doorrookte lokalen tussen stoffige boeken (waarvan ik me de geur nog precies kan herinneren) plaatsnam, had ik me niet kunnen voorstellen dat ik een wereld zou ontdekken waar ik mijn hele leven niet meer los van zou komen.

Evenveel jaren geleden nam de legendarische bibliothecaris van de Boekentoren (zijn lengte kon wedijveren met de hoogte van de toren en zijn naam was dezelfde als onze toenmalige koning) mij en een paar tientallen lotgenoten mee naar de andere kant van het IJzeren Gordijn, d.w.z. naar de Sovjet-Unie, meer bepaald naar drie steden: Moskou, Leningrad en Kiev, respectievelijk (zoals we toen zeiden) het brein, het hart en de ziel van de Sovjet-Unie. Brezjnev leefde nog, zijn portret prijkte in alle straten. Het indrukwekkendst vond ik het Holenklooster in Kiev, hoofdstad van de Sovjetrepubliek Oekraïne, waar we ons vergaapten aan de mummies van Middeleeuwse monniken die elk moment het woord tot ons hadden kunnen richten.

Ik weet niet hoe vaak ik sindsdien naar Oost-Europa ben gevlogen, gespoord en gevaren, hoeveel dagen, maanden, misschien jaren ik er heb doorgebracht, ook naar Polen en de Balkan. In ieder geval heb ik er – zoals dat heet – scherven van mijn ziel verloren en dus moet ik telkens weer op zoek om ze bij elkaar te puzzelen. En zoals dat hoort bij hartstocht, ben ik er ook af en toe met slaande deuren uit weggevlucht, mijzelf belovend dat ik nimmer meer zou terugkeren. Quod non, want de puzzel was nog niet af. Ik heb me, ouder wordend, dikwijls afgevraagd wat me daar zo aantrok, terwijl er objectief gezien voldoende redenen waren om er weg te blijven, de politiek bijvoorbeeld, en ik kan maar één ding bedenken: het was de kunst, de literatuur in de eerste plaats (met dank aan deze universiteit waar voor mij de poort naar de literatuur openging, namelijk de taal), maar zeker ook de beeldende kunst, de film, de muziek en het theater. Hoe dramatisch de politiek ook was, hoe koud het klimaat, hoe nors de bevolking soms – er was altijd weer de kunst, zowel de oudste, religieuze kunst als de nieuwste, zowel de vlammende registers van de avant-garde als de bedachtzame, langzame, geduldige, ouderwetse kunst. Er zou een tak van mijn familie richting Oosten lopen, heel precies heb ik het niet kunnen uitzoeken, maar in mijn fantasie vol wishful thinking kom ik daar uit, ergens in Oost-Europa, of in het grensgebied tussen west en oost, op de breuklijn van beschavingen, in de oudste moerassen en de oerbossen van ons continent.

Ronduit onbevattelijk

Wie jong is, realiseert zich niet (gelukkig maar) wat de geschiedenis voor hem of haar in petto heeft: bijvoorbeeld dat niets blijft zoals het is, dat alles in gestage beweging is, dat er offers moeten worden gebracht, dat de waarheid meerdere gezichten heeft (niet altijd fraaie), dat de gebeurtenissen niet altijd lineair, logisch en positief verlopen, en dat tijdsbeelden, mentaliteiten, paradigma’s kunnen kantelen. Het voordeel van ouder worden (en tegelijk het nadeel ervan) is dat je op bepaalde momenten met een schok achterom kijkt en je je niet meer kunt voorstellen hoe het vroeger is geweest. Nieuwe generaties treden aan, oude modellen worden afgezworen, continenten breken of worden verenigd. Boeiend, verrassend, pijnlijk, confronterend, soms ronduit onbevattelijk.

Zo sta ik hier vandaag voor u: hartstochtelijk verslingerd aan een deel van ons werelddeel en tegelijkertijd geschokt. Dit is de tweede keer in mijn leven. De eerste schok kwam in 1991, toen in de nasleep van de instorting van het Sovjetimperium en de val van de Muur, de Joegoslavische oorlog uitbrak. Niemand begreep waarom dat gebeurde, niemand had het zien aankomen, niemand wist wat de uitkomst zou zijn. Zoveel jaren later, nu meer dan dertig, wordt er nog steeds gekibbeld over wat er toen precies gebeurd is. We proberen de achtergrond te begrijpen, misschien vinden we argumenten om een van de strijdende partijen te vergoelijken. We proberen gemakshalve het conflict te schematiseren in goed en kwaad. Helaas vinden we redenen om aan te nemen dat de strijdbijl niet begraven is en dat er nieuwe conflicten kunnen uitbreken.

De tweede schok was in februari van dit jaar, een moment dat we ons allemaal herinneren, amper negen maanden geleden en nu al historisch. We werden andermaal geconfronteerd met alle blinde vlekken in onze waarneming van vorige oorlogen in Europa. Niemand had het voorzien, niemand kon het duiden en niemand had een glazen bol om de toekomst te voorspellen. Nog steeds niet, en wellicht nog lang niet, en intussen bloedt het continent, bloedt de Europese ziel, bloedt mijn ziel, worden ongeneeslijke wonden geslagen, worden oude littekens weer opengehaald, wordt de haat gezaaid in de harten van volgende generaties, en worden alle pogingen om van Europa een leefbare, harmonische en vredevolle samenleving te maken dag na dag, uur na uur tenietgedaan. Vernietigen is makkelijk, opbouwen duurt talloze jaren.

Spoken

Ik moet u een bekentenis doen: ik ben een pacifist, gebrainwasht door een auteur die ik met veel plezier in de oorspronkelijke taal heb gelezen, wiens portret lange tijd in mijn werkkamer heeft gehangen en wiens spoor ik zelfs heb gevolgd: Lev Tolstoj. Tegelijk heb ik ook onderzoek gedaan (en doe ik het nog steeds) in ex-Joegoslavië, zoekend naar de sporen en de spoken van het verleden. Ik ben, als verstokte pacifist, tot de constatering gekomen dat er wellicht één situatie is waarin ik mijn tolstojaanse principes opzij zou zetten, meer nog, waarin ik er zelfs niet meer om zou malen. Die situatie is wat we nu iedere dag in de media zien: je woont in een appartement in de stad of het dorp waar je je thuis voelt, waar je bent opgegroeid, waar je je gezin en je werk hebt, waar je een zinvol leven probeert op te bouwen; komt er een bende soldaten aanrijden; wordt je vrouw verkracht, wordt er een wapen op het hoofd van je kinderen gericht, wordt je huis in brand gestoken, komt er een raket die alles vernietigt waar je voor leefde, je dierbaren, jezelf.

Waarom is geen vraag. De vraag naar de zin wordt beantwoord met zinloze agressie. Vragen heeft geen zin meer. Er is geen zin meer. Wie heeft het recht om het huis van een ander te betreden – in dit geval het huis van je eigen bloedbroeder en -zuster – en alles te vernietigen? Wie en in naam van wat? Welke natie? Welke god? Welke ideologie? En zelfs: welk historisch recht? Ik zou Tolstojs mooie woorden op slag vergeten. Ik zou veranderen in een krijger. Ik moet u dus een tweede bekentenis doen: ik ben niet alleen een pacifist, maar ook een potentiële krijger. Met deze nuance, ooit beschreven door Lao Tsu: ‘Wie een overwinning viert, verheugt zich over het doden van mensen.’ Maar hoe kun je dit accepteren tijdens een oorlog? Het is een paradox. Je moet het accepteren.

Afgerond

Ik heb talloze lezingen gegeven over de geschiedenis van Oost-Europa, en daarbij was het bijna vanzelfsprekend om het te hebben over expansiedrang, landhonger, uitbreiding van de invloedssfeer, zelfs over veroveringen en overwinningen. Dit alles speelde zich als het ware af in een onbereikbare andere tijd. De geschiedenis speelde zich af – wat merkwaardig toch! – in het verleden, in die Welt von Gestern, en opeens, op slag wist ik niet meer wat te zeggen tijdens die lezingen, omdat al die abstracte begrippen, gemunt in vredestijd en gebruikt als politieke waarheid, plotseling akelig dichtbij en concreet werden. Wij worden hier en nu geconfronteerd met iets wat al gedurende de hele geschiedenis – ab ovo – voor talloze mensen dichtbij en concreet is geweest: namelijk de totale ontkenning van het individu. Datgene wat de Poolse Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska noemde: de enkeling, wanneer ze schrijft: in statistieken wordt het aantal oorlogsslachtoffers afgerond naar boven of naar beneden, zonder rekening te houden met het feit dat het om individuen gaat.

De geschiedenis rondt skeletten af naar nul.

Duizend en één is nog altijd duizend.

Het is alsof dat ene nooit heeft geleefd.

Een denkbeeldige vrucht, een lege wieg,

voor niemand opgeslagen abc,

lucht die lacht, die schreeuwt en groeit,

treden voor een leegte die de tuin in rent,

niemands plaats in het gelid.

Ik moet u nog iets bekennen. Ik ben dol op Oekraïne. Dat komt door mijn vader. Hij was een salongeleerde, die de hele wereld bestudeerde vanuit zijn werkkamer en mij daardoor de onstuitbare lust heeft gegeven om te gaan kijken of alles wat hij in zijn kamer onderzocht ook écht waar was. Hij zei: ‘Oekraïne is de graanschuur van Europa.’ Hij had gelijk, meer nog: Oekraïne is de graanschuur van de wereld. Ik stelde me dat letterlijk voor: ik zag als kind immense schuren voor me in een gouden landschap, waar het geurige koren lag te schitteren, klaar om met treinen en schepen naar alle uithoeken van de wereld te worden gezonden. Reusachtige schuren, die tot in de hemel reikten. Een beetje zoals de graanschuren waarin ik als kind speelde op de boerderij, maar oneindig veel groter. Ik droomde van Oekraïne, dat ik erheen ging, naar die schuren. Toen ik volwassen was, besloot ik om door het land te gaan zwerven. Ik ging het spoor zoeken van dichters en schrijvers in de glooiingen rond Lviv, ik ging op visite bij de mummies van Middeleeuwse monniken in het Holenklooster van Kiev, ik voer de Dnjepr op om uren naar de oevers te kijken, vooral ’s avonds laat in het licht van de maan, ik genoot van Odessa en van de Zwarte Zee (die ooit de Gastvrije Zee heette), ik verdwaalde graag op de Krim, ik ademde de lucht van de vlakten rond Zaporizjzja diep in en dronk er met de plaatselijke boerinnen wodka, gemaakt van graan en aardappelen.

De schuren waren geen schuren, maar kolossale vlakten, inderdaad van goud, en schitterend, zeker, en ik luisterde naar de verhalen van de mensen, verhalen vol liefde en verdriet. Op de vraag naar de zin van het bestaan, zei György Konrád, antwoordt iedereen met het verhaal van zijn leven. Ik luisterde naar de zin van hun leven.  

Sprakeloos

Sinds die oorlog krijg ik dagelijks de vraag: wat denk jij van de situatie? Hoe gaat het aflopen? Wat moet er gebeuren? Opnieuw antwoord ik met Szymborska: ik weet het niet. Hoe zou ik het moeten weten? De politici lijken het te weten, maar ik niet, en ik moet u bekennen – nóg een bekentenis – dat toen ik de vraag kreeg om curator te zijn van de Humanities Academie, ik in eerste instantie niet wist wat te zeggen. Sprakeloosheid tegenover de waanzin van deze tijd. Wat ik u hier nu zeg, is het resultaat van langdurige sprakeloosheid, van maandenlang nadenken, van zoeken naar woorden om pijn, radeloosheid, onzekerheid, wanhoop, verdriet, verontwaardiging en woede (heel veel woede) weer te geven. Tenslotte is het de taak van wie nadenkt en wie de gave van het woord heeft, om het leven te huldigen. Wat anders?  

Het was altijd, het is nog steeds en het zal altijd de kunst zijn – in mijn geval de literatuur en het theater, maar evenzeer alle andere kunstdisciplines – die mij in Oost-Europa zo aantrekt, en ik prijs mezelf gelukkig dat ik in mijn leven tot nu toe talloze kansen heb gekregen om die fascinatie, die liefde en die passie met anderen te delen, in boeken, kranten, tijdschriften, theaterwerk en last but not least festivals zoals het project dat wij vanavond boven de doopvont houden: Oekraïne, grensland? Voor wie zich afvraagt waarom daar een vraagteken achter staat: ‘Oekraïne’ betekent letterlijk ‘grensland’, maar wij vragen ons af: de grens waarvan? waarom een grens? welke grens? 

Eén voorbehoud, geheel voor rekening van de curator, maar bij uitbreiding het lot van eenieder die iets wil zeggen over de oorlog, en dus wellicht typisch voor iedere oorlogssituatie. Eén voorbehoud – namelijk het risico van de lange tenen. Het is me opgevallen gedurende de laatste maanden (in de media, niet in het minst in de sociale media) dat ieder woord geladen kan zijn, dat iedere uitspraak explosief kan zijn, dat ieder gesprek (en zeker ieder debat) een wandeling in een mijnenveld is. Of het nu gaat om pro of contra sancties, pro of contra wapenleveringen, pro of contra nog méér wapenleveringen, het al dan niet cancelen van Rusland, Russen, het Russisch en Russische cultuur, Poetinsteun of Poetinhaat, de vergelijking met Hitler en nazi-Duitsland, pro of contra EU, pro of contra Navo, de vergelijking met Amerika en de oorlog in Irak, de betekenis van de woorden ‘fascist’ en ‘nazi’, de inhoud van slogans, de ongelijke behandeling van vluchtelingen, etc. – altijd zal er stof tot discussie en zelfs tot conflict zijn, maar na mijn maandenlange sprakeloosheid en bezinning is één ding duidelijk: laten we het debat voeren, in alle openheid, in alle eerlijkheid, want we hebben maar één doel: stop de waanzin, stop het geweld, huldig het leven, herstel gerechtigheid.